check

Online Exam Module 4: Program Design

Aventuz-Academy Online Exam Module 4: Program Design

Mentor: Dhr. Arne Jaspers

Click the button below to start.

Start

Question 1 of 62

1. Wat omvat sportcoaching voornamelijk?

A

Fysieke training

B

Fysieke training, psychologische ondersteuning, motivatie, en strategische planning

C

Het ontwerpen van trainingsprogramma's

D

Psychologische ondersteuning

Question 2 of 62

2. Welk aspect onderscheidt effectieve sportcoaching het meest volgens de beschreven principes? Welk

 

A

De implementatie van universele trainingsregimes voor alle atleten

B

Een focus op fysieke training zonder psychologische steun

C

Het gebruik van wetenschappelijk onderbouwde methoden gecombineerd met aandacht voor individuele atleetbehoeften

D

Een standaard benadering van strategische planning zonder individuele aanpassingen

Question 3 of 62

3. Hoe draagt evidence-based training bij aan het succes van een atleet? 

A

Door te vertrouwen op de ervaring van de coach zonder onderzoek te integreren

B

Met een benadering die zich richt op korte-termijnresultaten zonder langetermijndoelen

C

Door het integreren van wetenschappelijk onderzoek en gegevens in het besluitvormingsproces, wat leidt tot geoptimaliseerde prestaties en verminderde blessurerisico's

D

Door alle atleten hetzelfde trainingsprogramma aan te bieden, ongeacht hun individuele verschillen en behoeften

Question 4 of 62

4. Wat is een essentiële eerste stap in het proces van het stellen van korte- en langetermijndoelen volgens de principes van sportcoaching? 

A

Het kiezen van doelen die gemakkelijk te bereiken zijn om het zelfvertrouwen te vergroten

B

2. Het identificeren van specifieke, meetbare doelen die duidelijk omschreven zijn en meetbare criteria voor succes hebben

C

Het vaststellen van zoveel mogelijk doelen om de kans op succes te maximaliseren

D

Het focussen op algemene, niet-specifieke doelen om flexibiliteit in training te behouden

Question 5 of 62

5. Welke van de volgende aspecten wordt beschouwd als cruciaal voor het behouden welke van motivatie en het bereiken van gestelde doelen in sportcoaching?

 

A

Het uitsluitend instellen van langetermijndoelen om de uiteindelijke dromen van een atleet te realiseren

B

Het vermijden van elke vorm van evaluatie of monitoring van voortgang om druk op de atleet te verminderen

C

Het belonen van mijlpalen en het cultiveren van positieve zelfspraak om intrinsieke motivatie te versterken

D

Het negeren van de behoefte aan zelfregulering en volharding, aangezien deze niet relevant zijn voor sportprestaties

Question 6 of 62

6. Hoe draagt het instellen van zowel proces- als uitkomstdoelen bij aan de sportprestaties van een atleet? 

 

A

Door uitsluitend te concentreren op het winnen, wat de enige indicator van succes is in sport

B

Door alleen procesdoelen in te stellen om de techniek te perfectioneren zonder rekening te houden met de wedstrijduitslag

C

Door zowel de elementen van de prestatie waarover de atleet controle heeft (procesdoelen) als de gewenste uitkomsten (uitkomstdoelen) te benadrukken, waardoor een evenwichtige focus ontstaat

D

Door het stellen van uitkomstdoelen te vermijden, omdat deze de aandacht van de atleet kunnen afleiden van belangrijke taken

Question 7 of 62

7.  Wat is een cruciale stap bij het analyseren van de trainingshistorie van een atleet om een effectief trainingsprogramma te ontwerpen?

A

Het vaststellen van een standaard trainingsregime dat voor alle atleten geldt

B

Het analyseren van eerdere trainingsmethoden, frequentie, en intensiteit om de vooruitgang en stagnatiepunten te identificeren

C

Het kiezen van trainingsmethoden die momenteel populair zijn in de sportwereld, ongeacht de historie van de atleet

D

Het negeren van de prestatiegeschiedenis, aangezien huidige fysieke capaciteiten belangrijker zijn

Question 8 of 62

8. Waarom is het belangrijk om een diep begrip te hebben van de typologie van verschillende sporten bij het ontwerpen van trainingsprogramma's? 

A

Omdat alle sporten dezelfde fysieke en technische vereisten hebben, waardoor een universele benadering volstaat

B

Omdat de seizoensstructuren en piekmomenten van sporten geen invloed hebben op het ontwerp van trainingsprogramma's

C

Om te waarborgen dat de training voldoet aan de esthetische eisen van de sport, zonder rekening te houden met prestatieverbetering

D

Om de specifieke fysieke en technische vaardigheden die nodig zijn voor de betreffende sport te identificeren en trainingsprogramma's hierop af te stemmen

Question 9 of 62

9. Wat is een primaire oorzaak van sportgerelateerde blessures die in de cursustekst wordt benadrukt? 

 

A

Gebrek aan motivatie

B

Onvoldoende warming-up en overbelasting

C

Te veel water drinken voor de training

D

Het dragen van de verkeerde schoenen

Question 10 of 62

10. Welk instrument wordt aanbevolen voor het beoordelen van bewegingskwaliteit bij atleten om risicofactoren voor blessures te identificeren? 

 

A

Functional Movement Screen (FMS)

B

Body Mass Index (BMI) meting

C

Bloeddrukmeter

D

Snelheidstest

Question 11 of 62

11. Hoe moeten de resultaten van een bewegingsscreening idealiter worden gebruikt volgens de tekst? 

 

A

Om het trainingsprogramma aan te passen en specifieke bewegingsbeperkingen en risicofactoren aan te pakken

B

Om atleten te selecteren voor competitieve evenementen

C

Om de voedingsbehoeften van atleten te bepalen

D

Als de enige methode voor het diagnosticeren van medische aandoeningen

Question 12 of 62

12.  Wat vertegenwoordigt de 'S' in een SWOT-analyse uitgevoerd voor atleten? 

A

Snelheid

B

Souplesse

C

Sterktes

D

Strategieën

Question 13 of 62

13. Hoe kan een SWOT-analyse bijdragen aan blessurepreventie in sportcoaching? 

 

A

Door uitsluitend de focus te leggen op de zwakke punten van de atleet

B

Door nieuwe kansen voor training en ontwikkeling te identificeren

C

Door externe bedreigingen te negeren en zich te richten op interne factoren

D

Door een evenwichtige aanpak die sterke punten benut en zwakke punten verbetert

Question 14 of 62

14. Welke stap wordt aanbevolen na het identificeren van zwakke punten via een SWOT-analyse? 

 

A

Het negeren van zwakke punten om het zelfvertrouwen van de atleet niet te ondermijnen

B

Het richten op uitsluitend sterke punten om verdere verbeteringen te stimuleren

C

Het ontwikkelen van specifieke oefeningen om deze zwakke punten aan te pakken

D

Het verhogen van de trainingsintensiteit zonder aanpassingen te maken

Question 15 of 62

15. Wat beschrijft een macrocyclus in de context van periodisatie in sporttraining?

A

Een specifieke trainingssessie gericht op een technische vaardigheid

B

Een trainingsfase van een week met een gedetailleerd dagelijks plan

C

Een langdurig trainingsplan dat meestal een jaar of een seizoen beslaat

D

Een middellang trainingsblok van enkele weken tot maanden

Question 16 of 62

16. Welke strategie wordt aanbevolen voor het balanceren van sport- en privéleven? 

A

Het volledig scheiden van sportieve en persoonlijke doelen

B

Het prioriteren van sportieve ambities boven persoonlijke verplichtingen

C

Het ontwikkelen van een gedetailleerd schema dat rekening houdt met persoonlijke verplichtingen

D

Het vermijden van communicatie met coaches en familie om focus op training te behouden Juiste antwoord

Question 17 of 62

17. Hoe kan effectieve planning bijdragen aan het succes van een atleet volgens de principes van periodisatie? 

 

A

Door vooraf geplande systematische variaties in trainingsspecificiteit, intensiteit en volume

B

Door alleen de focus op lange termijn doelen te leggen zonder flexibiliteit voor verandering

C

Door een strikte scheiding tussen verschillende trainingscycli te handhaven zonder integratie

D

Door het volledig elimineren van rustperiodes om continue vooruitgang te waarborgen

Question 18 of 62

18. Welk type oefening is cruciaal voor het verbeteren van spierkracht en stabiliteit ter preventie van blessures? 

 

A

Cardiovasculaire oefeningen

B

Kracht- en stabiliteitsoefeningen

C

Pure flexibiliteitsoefeningen

D

Exclusieve focus op aerobe uithoudingsvermogen

Question 19 of 62

19. Hoe draagt voldoende slaap bij aan blessurepreventie bij atleten?

A

Door het verbeteren van de atletische prestaties door verhoogde waakzaamheid

B

Door directe versterking van spieren en gewrichten tijdens de slaap

C

Door het ondersteunen van herstelprocessen die het risico op blessures verminderen

D

Slaap heeft geen directe invloed op blessurepreventie

Question 20 of 62

20. Welke benadering wordt aanbevolen voor de integratie van voeding in blessurepreventieprogramma's?

A

Minimaliseren van calorie-inname om gewichtsverlies te bevorderen

B

Een dieet rijk aan eiwitten, voldoende koolhydraten en antioxidanten voor spierherstel en algemene gezondheid

C

Volledige eliminatie van vetten uit het dieet

D

Focus op een enkelvoudig voedingsmiddel voor optimale prestaties

Question 21 of 62

21. Wat is  de belangrijkste rol van wearable-technologieën zoals fitness trackers en GPS-apparaten in moderne sportcoaching? 

 

A

Ze worden gebruikt voor het bijhouden van tijd tijdens trainingssessies

B

Ze bieden real-time data over fysiologische en bewegingsparameters van atleten, wat helpt bij het ontwikkelen van gedetailleerde trainingsprogramma's

C

Ze worden uitsluitend gebruikt voor het monitoren van de slaapkwaliteit van atleten

D

Ze zijn nuttig voor het bijhouden van de locatie van atleten tijdens buitentrainingen

Question 22 of 62

22. Hoe draagt videotechnologie bij aan de verbetering van sportprestaties? 

 

A

Door het verstrekken van entertainment tijdens rustperioden om mentaal herstel te bevorderen

B

Het speelt geen significante rol in moderne sportcoaching

C

Door het verbeteren van de marketing en promotie van de atleet via het creëren van hoogwaardige trainings- en wedstrijdvideo's.

D

Door het gebruik van video-analyse en slow-motion om technische aspecten van sportprestaties te evalueren en te verbeteren

Question 23 of 62

23. Wat is het belang van data-analyse en kunstmatige intelligentie (AI) in het beoordelen van atletische prestaties? 

 

A

AI wordt voornamelijk gebruikt voor het automatiseren van administratieve taken binnen sportorganisaties

B

Data-analyse en AI spelen geen rol in het beoordelen van atletische prestaties

C

Ze worden toegepast om prestatiegegevens te interpreteren en inzichten te genereren, zoals het evalueren van prestatieconsistentie en het identificeren van piekprestatieperioden

D

Ze worden enkel gebruikt voor het creëren van geavanceerde fitnessapparatuur

Question 24 of 62

24. Waarom is het belangrijk om de prestaties en het welzijn van atleten regelmatig te monitoren?

 

A

Om de trainingstijd te maximaliseren door het elimineren van rustdagen

B

Om de voortgang te begrijpen en tijdig in te grijpen bij tekenen van overtraining of verminderd welzijn

C

Om fysieke prestaties te verbeteren, zonder rekening te houden met mentaal welzijn

D

Om atleten onder druk te zetten voor betere prestaties

Question 25 of 62

25. Welke strategie is effectief om overtraining te voorkomen? 

 

A

Het verhogen van de trainingsintensiteit zonder rustdagen

B

Het negeren van signalen van fysieke vermoeidheid en stress

C

Het toepassen van load management door het plannen van rustdagen en variatie in training

D

Het focussen op één type training zonder variatie

Question 26 of 62

26. Hoe kunnen feedback en datagestuurde aanpassingen bijdragen aan effectieve sportcoaching? 

 

A

Door het gebruik van feedback om training minder vaak aan te passen en stabiliteit te behouden

B

Door prestatiegegevens en welzijnsinformatie te analyseren om trainingsresponsen te begrijpen en aanpassingen te maken

C

Door te vertrouwen op subjectieve feedback van atleten zonder data-analyse

D

Door alle trainingsbeslissingen te baseren op externe meningen buiten het coachingteam

Question 27 of 62

27. Wat is het doel van periodieke evaluatie in sportcoaching? 

 

A

Om de sterke punten van atleten te benadrukken en zwakke punten te negeren

B

Om atleten te straffen voor onvoldoende vooruitgang

C

Om veranderingen in prestaties en welzijn op te merken en indien nodig in te grijpen

D

Om trainingsschema's jaarlijks in plaats van regelmatig aan te passen

Question 28 of 62

28. Wat is een cruciale factor voor het opbouwen van een effectieve communicatie met atleten? Wat is

 

A

Het bevorderen van een open en vertrouwelijke communicatieomgeving

B

Het beperken van communicatie tot kritische feedback

C

Het vermijden van persoonlijke gesprekken

D

Het gebruik van complexe jargon om professionaliteit te tonen

Question 29 of 62

29. Hoe draagt het stellen van duidelijke doelen bij aan sportcoaching? 

A

Het creëert verwarring en onzekerheid bij atleten

B

Het is alleen belangrijk voor beginnende atleten

C

Het vermindert de motivatie van atleten om te verbeteren

D

Het helpt bij het creëren van een gemeenschappelijk begrip en richting tussen coaches en atleten

Question 30 of 62

30. Waarom is actief luisteren belangrijk in de context van sportcoaching? Waarom is

 

A

Het helpt coaches om problemen van atleten te negeren en hun eigen agenda door te drukken

B

Het stelt coaches in staat om atleten te begrijpen en adequaat te reageren op hun behoeften en feedback

C

Het is een techniek die alleen nuttig is in teamverband, niet voor individuele sporten

D

Actief luisteren is niet nuttig, het verhoogt de kans op miscommunicatie tussen coaches en atleten

Question 31 of 62

31. Wat is het doel van feedbackmechanismen in trainingsprogramma's? 

 

A

Om feedback te verzamelen en te analyseren met als doel trainingsprogramma's aan te passen voor verbeterde prestaties

B

Om onveranderlijke trainingsroutines te handhaven ongeacht de prestaties van atleten

C

Om uitsluitend positieve aspecten van prestaties te benadrukken, terwijl minder goede prestaties en te verbeteren zaken worden genegeerd

D

Om de frequentie van trainingssessies te verminderen op basis van atleetfeedback

Question 32 of 62

32. Wat is een effectieve methode om een trainingsprogramma aan atleten te presenteren? 

 

A

Uitsluitend mondelinge instructies geven zonder enige visuele ondersteuning

B

Gebruikmaken van visuele hulpmiddelen zoals grafieken, tabellen en grafische afbeeldingen om het programma te verduidelijken

C

Het programma presenteren zonder de theorie achter specifieke oefeningen te verklaren

D

Atleten het programma zelfstandig laten interpreteren zonder enige uitleg

Question 33 of 62

33. Hoe draagt het verklaren van de rationale achter oefeningen en trainingen bij aan de effectiviteit van een trainingsprogramma? 

 

A

Het helpt atleten de doelen van specifieke oefeningen te begrijpen en hun betrokkenheid te vergroten

B

Het verhoogt de verwarring en doet atleten nadenken over het programma

C

Het is alleen belangrijk voor de coach om de rationale te begrijpen, niet voor de atleten

D

Het vermindert de noodzaak voor atleten om feedback te geven op het programma

Question 34 of 62

34. Welk hulpmiddel is NIET genoemd als effectief voor het presenteren van een trainingsprogramma? 

 

A

Schriftelijke documentatie met gedetailleerde instructies

B

Digitale presentaties met multimedia-elementen

C

Mondelinge overlevering zonder enige documentatie

D

Video demonstraties van oefeningen en technieken

Question 35 of 62

35. Wat is het doel van het organiseren van persoonlijke gesprekken met atleten bij het presenteren van een trainingsprogramma? 

 

A

Om de communicatie te beperken en tijd te besparen

B

Om onduidelijkheid en misverstanden over het programma te vergroten

C

Om atleten de mogelijkheid te geven vragen te stellen en directe feedback te ontvangen

D

Om de noodzaak voor het gebruik van technologie in de presentatie te vermijden

Question 36 of 62

36. Wat is de primaire rol van het ATP-PC systeem in spierenergieproductie? 

 

A

Directe energie voor activiteiten met hoge intensiteit

B

Energievoorziening voor lange duur

C

Vetoxidatie

D

Eiwitsynthese

Question 37 of 62

37. Wat is het effect van high-intensity interval training (HIIT) op aerobe en anaerobe fitnessniveaus? 

 

A

Verlaagt alleen de aerobe capaciteit

B

Verhoogt alleen de anaerobe capaciteit

C

Verhoogt zowel aerobe als anaerobe capaciteiten

D

Heeft geen significant effect op beide

Question 38 of 62

38. Hoe past het principe van specificiteit toe op kracht- en conditioneringprogramma's? 

 

A

Door het trainingsprogramma regelmatig te variëren

B

Door specifieke energiesystemen en spiergroepen te richten relevant voor de sport

C

Alleen samengestelde oefeningen implementeren

D

Uitsluitend focussen op cardiovasculaire uithoudingsvermogen

Question 39 of 62

39. Welke voedingscomponent is het meest kritisch voor spierherstel en -groei? 

 

A

Koolhydraten

B

Vetten

C

Vitaminen

D

Eiwitten

Question 40 of 62

40. Hoe profiteert creatinesuppletie de anaerobe prestatie? 

A

Door de spier-pH te verlagen

B

Glycogeenopslag te verhogen

C

ATP-regeneratie te verbeteren

D

Zuurstofopname te verminderen

Question 41 of 62

41. Welke deze methodes kan gebruikt worden om de maximale zuurstofopname (VO2 max) van een atleet indirect te schatten? Welke

 

A

1RM bankdrukken

B

Cooper 12-minuten looptest

C

Analyse van lichaamssamenstelling

D

Wingate anaerobe test

Question 42 of 62

42. Welke rol speelt het endocriene systeem in het herstel na inspanning? 

 

A

Geen significante rol

B

Vertraagt het herstelproces

C

Reguleert hormonen die helpen bij het herstel

D

Verhoogt alleen cortisolniveaus

Question 43 of 62

43. Wat is het primaire mechanisme waardoor bèta-alaninesuppletie de prestatie verbetert? 

 

A

Vermindering van lactaatproductie

B

Verhoging van het aantal rode bloedcellen

C

Verbetering van de buffercapaciteit

D

Vermindering van ATP-synthese

Question 44 of 62

44. Wat is het belang van de timing van voedingsinname in sportvoeding? 

 

A

Het heeft geen significant effect op prestaties

B

Het beïnvloedt spierherstel en -groei

C

Alleen belangrijk voor duuratleten

D

Beïnvloedt alleen de hydratatiestatus

Question 45 of 62

45. Welke trainingsprincipe benadrukt het belang van het geleidelijk toenemen van de intensiteit en de belasting om voortdurende verbetering te bewerkstelligen? 

 

A

Specificiteit

B

Variatie

C

Progressie

D

Omkeerbaarheid

Question 46 of 62

46. Hoe wordt het principe van overload toegepast in krachttraining? 

 

A

Door de training makkelijker te maken naarmate de atleet sterker wordt

B

Door de belasting te verhogen boven het huidige niveau van de atleet

C

Door de hoeveelheid rust tussen de sets te vergroten

D

Door uitsluitend op één specifieke spiergroep te focussen

Question 47 of 62

47. Wat is de belangrijkste reden om oefeningen in een weerstandstrainingprogramma te variëren? 

 

A

Om de training minder effectief te maken

B

Om te voorkomen dat de atleet vooruitgang boekt

C

Om aanpassing te stimuleren en plateaus te voorkomen

D

Om de trainingsduur te verkorten

Question 48 of 62

48. Wat is een essentiële eerste stap in het kritische besluitvormingskader voordat nieuwe technologie in de sportpraktijk wordt geïmplementeerd?

A

Het bepalen of de beloofde informatie nuttig zal zijn

B

Het evalueren van de kosteneffectiviteit van de technologie

C

Het uitvoeren van een pilotstudie met de technologie

D

Het raadplegen van sportatleten over hun voorkeuren

Question 49 of 62

49. Welke factor is cruciaal om te overwegen bij het vertrouwen op informatie die door nieuwe sporttechnologie wordt verstrekt? 

 

A

De marketingstrategieën van de technologieaanbieder

B

De populariteit van de technologie onder topsporters

C

De gebruiksvriendelijkheid van de technologie

D

De aanwezigheid van wetenschappelijk bewijs dat de validiteit en betrouwbaarheid ondersteunt

Question 50 of 62

50. Hoe kan technologie effectief worden geïmplementeerd in de sportpraktijk volgens het artikel?

A

Door uitsluitend te vertrouwen op de nieuwste technologische trends

B

Door technologie te integreren die minimale training vereist voor gebruik

C

Door de goedkoopste beschikbare technologische oplossingen te kiezen

D

Door het implementatieproces in bestaande routines en taken op te nemen

Question 51 of 62

51.  Een coach merkt dat een atleet vaak overbelast raakt tijdens intensieve trainingsblokken. Welke aanpak sluit het beste aan bij een multifactorieel perspectief?

 

A

Analyseer bijkomende factoren zoals slaap, voeding, en mentale belasting, en pas het programma hierop aan.

B

Verlaag de intensiteit zonder andere factoren te evalueren.

C

Richt je op het verminderen van het trainingsvolume.

D

Stel de atleet gerust dat overbelasting normaal is in competitieve sport.

Question 52 of 62

52.  Een SWOT-analyse toont aan dat een wielrenner een sterke anaerobe capaciteit heeft, maar zwak is in langdurige inspanningen. Wat is de beste strategie om deze zwakte aan te pakken?

 

A

Blijf trainen op anaerobe capaciteit om een competitief voordeel te behouden.

B

Focus op duurtraining met een geleidelijke toename in intensiteit en volume.

C

Verander niets aan het huidige trainingsschema, omdat de sterke punten voldoende zijn.

D

Integreer meer rustdagen om overbelasting te voorkomen.

Question 53 of 62

53. Welke combinatie van principes is essentieel om een plateau in prestaties te doorbreken bij een ervaren krachttrainer?

A

Specificiteit en progressie.

B

Overload en reversibiliteit.

C

Individualisatie en overload.

D

Progressie en omkeerbaarheid.

Question 54 of 62

54. Wat is een van de belangrijkste redenen om een mesocyclus te gebruiken in een periodisatieprogramma?

 

A

Het laat toe om specifieke doelen te bereiken binnen een middellange termijn en progressieve belasting toe te passen.

B

Het elimineert de noodzaak van een microcyclus.

C

Het vervangt de noodzaak voor macrocycli en biedt meer flexibiliteit.

D

Het richt zich uitsluitend op herstel zonder intensieve belasting.

Question 55 of 62

55. Wat is een belangrijk voordeel van het integreren van een multifactorieel perspectief bij het ontwerpen van een trainingsprogramma?

A

Het maakt het programma eenvoudiger te implementeren.

B

Het houdt rekening met meerdere invloeden, zoals fysieke, mentale, en omgevingsfactoren, om de prestaties en blessurepreventie te optimaliseren.

C

Het richt zich alleen op fysieke belasting om vooruitgang te maximaliseren.

D

Het voorkomt de noodzaak om rekening te houden met individuele verschillen.

Question 56 of 62

56. Tijdens de intake van een 30-jarige triatleet merk je op dat de atleet regelmatig last heeft van knieklachten tijdens het hardlopen. Welke van de volgende opties is de beste benadering om deze informatie in het trainingsprogramma te verwerken?

A

Focus op zwemmen en fietsen om verdere knieklachten te vermijden.

B

Voeg krachttraining toe zonder het hardlopen te evalueren.

C

Implementeer een combinatie van bewegingsscreening, aangepaste looptechniek, en progressieve belasting voor het hardlopen.

D

Pas het trainingsprogramma niet aan, aangezien knieklachten een vaak voorkomend onderdeel van training zijn.

Question 57 of 62

57. Welke van de volgende aanpassingen is cruciaal bij het plannen van een periodisatieprogramma voor een marathonloper die werkt met een onregelmatig slaapschema door ploegendiensten?

A

Verminder het totale trainingsvolume en elimineer intensieve trainingen.

B

Plan de intensieve trainingssessies in periodes met voldoende herstelmogelijkheden en gebruik langere herstelcycli.

C

Gebruik een lineair schema zonder aanpassingen, zodat consistentie wordt bevorderd.

D

Voeg meer rustdagen toe zonder de trainingsintensiteit te wijzigen.

Question 58 of 62

58. Welke aanpak is het meest effectief om het risico op hamstringblessures bij sprinters te verminderen volgens de besproken principes?

A

Verhoog de trainingsintensiteit geleidelijk en integreer Nordic Hamstring Curls.

B

Beperk intensieve trainingssessies tot twee keer per week en focus op stretching.

C

Verhoog de flexibiliteit van de hamstrings met dynamische stretches.

D

Gebruik monitoringtechnologie om vermoeidheid in de hamstrings te signaleren.

Question 59 of 62

59. Wat is de belangrijkste overweging bij het integreren van technologie, zoals GPS-monitoring, in het programma van een professionele voetballer?

A

Gebruik technologie uitsluitend om wedstrijdprestaties te volgen.

B

Combineer technologie met bewegingsscreening om trainingsbelasting en blessurerisico’s beter te beheren.

C

Integreer technologie alleen tijdens intensieve trainingssessies om overbelasting te voorkomen.

D

Focus op het verzamelen van zoveel mogelijk gegevens zonder directe toepassing in het trainingsprogramma.

Question 60 of 62

60. Wat is een cruciale overweging bij het gebruik van evidence-based methoden zoals Blood Flow Restriction (BFR) training voor herstel?

A

Pas BFR altijd toe bij elke atleet om de effectiviteit ervan te maximaliseren.

B

Beperk BFR-gebruik tot korte-termijn herstelperiodes en evalueer de individuele respons.

C

Gebruik BFR als vervanging voor traditionele krachttraining.

D

Voer geen verdere evaluatie uit na het integreren van BFR in een programma.

Question 61 of 62

61. Een coach stelt korte- en langetermijndoelen voor een gewichtheffer op. Welke benadering sluit het beste aan bij de principes van motivatie en zelfregulering?

A

Stel alleen langetermijndoelen om de focus te behouden.

B

Combineer specifieke korte- en langetermijndoelen en implementeer een beloningssysteem voor tussentijdse mijlpalen.

C

Stel geen prioriteiten en geef alle doelen evenveel aandacht.

D

Maak doelen flexibel zonder meetbare criteria om onnodige druk te vermijden.

Question 62 of 62

62.  Hoe kan een coach het beste omgaan met een zwakte die tijdens een SWOT-analyse is geïdentificeerd, zoals een gebrek aan core-stabiliteit bij een hardloper?

A

Negeer het probleem om het zelfvertrouwen van de atleet te beschermen.

B

Integreer een specifieke coretraining in het bestaande programma en monitor de voortgang.

C

Compenseer het gebrek aan core-stabiliteit door de trainingsintensiteit te verhogen.

D

Focus op andere sterke punten van de atleet.

Confirm and Submit